De parochiekerk Sint-Lambertus in Kessel dateert uit het eerste kwart van de 14e eeuw en is in de loop der tijd verschillende keren verbouwd en uitgebreid. De kerk is ook meteen het oudste archeologische relict in het dorp dat tot nu toe bekend is; de pastorij is enkele eeuwen jonger en is gebouwd in de loop van de 17e eeuw. Er is niets geweten over de oudere geschiedenis van Kessel. Archeologisch onderzoek dat uitgevoerd is door LAReS Archeologie in functie van de nieuwbouw Goezo! Kessel heeft hier verandering in gebracht.

TekstElly N.A. Heirbaut & Christine Beckers FotografieElly N.A. Heirbaut & Christine Beckers

Ten zuiden van de kerk wil de gemeente twee nieuwe schoolgebouwen optrekken. Dit gebeurt op een terrein dat tot nu alleen in gebruik was als grasland, dorpstuintjes en openbare parking. Het terrein is gelegen in een groene omgeving met tuinen en speelgelegenheden. Tijdens de vergunningsaanvraag voor dergelijke grootschalige bouwprojecten vormt archeologisch onderzoek een belangrijk onderdeel. Er moet van tevoren nagekeken worden worden of er in de bodem archeologische resten te vinden zijn of niet. Hiervoor werd eerst een bureaustudie opgesteld. Uit de studie van historische kaarten werd duidelijk dat er zich in de voorbije eeuwen een begraafplaats rondom de kerk bevond. Deze begraafplaats dateert minstens uit de 17e eeuw, maar aangezien de kerk zelf al enkele eeuwen ouder is, is het niet ondenkbaar dat er ook begravingen uit die eeuwen te vinden zullen zijn. Voor de nog oudere perioden, zoals de steentijd, de metaaltijden en de Romeinse tijd, is er uit de regio nog niets bekend. De ligging van het terrein, op een hoog punt in het landschap met drinkwater op relatief korte afstand, zal aantrekkelijk geweest zijn voor mensen die een locatie zochten om zich te vestigen. De conclusie van het bureauonderzoek was dan ook dat er zeker archeologische resten verwacht konden worden. Voorafgaand aan alle bouwwerken moest er eerst verder onderzoek gedaan worden om dit te na te kijken.

Foto 4 - Tijdens een opgraving worden alle sporen onderzocht door ze met een spade in twee delen voorzichtig leeg te scheppen. ©LAReS

Hoe doe je dat?

Nagaan of er in de steentijd mensen op het terrein hebben geleefd of gewerkt, wordt gedaan door boringen. Archeologen weten dat de resten uit de steentijd in bepaalde bodemlagen zitten. Als die lagen niet meer aanwezig zijn, bijvoorbeeld door intensief ploegen of door afgravingen, dan is de kans dat er steentijdwerktuigen gevonden worden zeer klein. Het booronderzoek gebeurde in het voorjaar. Dit toonde aan dat deze bodemlagen inderdaad niet aanwezig zijn. Op dit terrein is dus niets terug te vinden uit de oudste periode in de menselijke geschiedenis.

Daarna kijken we na of de jongere perioden wél vertegenwoordigd zijn. Dit gebeurt door het trekken van proefsleuven. Met een graafmachine wordt de teelaarde afgegraven en kijken we of er zich hierin en hieronder vondsten en sporen in de bodem te vinden zijn (verkleuringen in de grond die wijzen op graafactiviteiten in het verleden). Op een deel van het terrein vonden we aardewerkfragmenten. Die dateren uit de (late) middeleeuwen en nieuwe tijd. We vonden ook sporen van paalkuilen. Die wijzen op bebouwing. Vroeger bouwde men met hout, niet met steen. Stevige palen werden als wand in de grond ingegraven en droegen het houten/rieten dak. Het hout verging na enkele decennia. Dit zorgde ervoor dat de grond in die kuilen donkerder is dan de natuurlijke bodem. (Zie foto 2)

Foto 2 ©LAReS

Maar ook uit een nog oudere periode zijn sporen en aardewerkfragmenten gevonden. In het zuidelijke deel van het terrein zijn enkele kuilen met fragmenten van aardewerk uit de protohistorie (bronstijd – ijzertijd) gevonden.

Verdere opgravingen

De resultaten gaven aanleiding om een deel van het terrein op te graven om de archeologische resten verder te onderzoeken. Deze opgraving gebeurde in de zomer en het najaar en leverde interessante resultaten op. Op dit moment worden alle vondsten geanalyseerd en gedateerd. We kunnen nu nog maar enkele voorlopige bevindingen presenteren.

Eerste, voorlopige conclusie

De oudste menselijke aanwezigheid dateert vermoedelijk uit de overgang van de bronstijd naar de ijzertijd, naar schatting 800-500 voor Christus. In enkele kuilen vonden we aardewerkfragmenten van potten uit deze periode. Naast aardewerk vonden we ook enkele vuurstenen artefacten. Dit zijn voorwerpen in vuursteen die gebruikt werden om bv. te snijden, te villen of te schrapen. Tijdens de opgraving zijn geen paalkuilen gevonden die wijzen op bebouwing, maar de aanwezigheid van de kuilen doet vermoeden dat één of meerdere huizen niet ver hier vandaan zullen hebben gestaan.

Houten waterput wijst op huizen

Uit de late middeleeuwen zijn vier kleine bijgebouwen ontdekt. Het gaat om zogenaamde vierpalige spiekers: kleine verhoogde gebouwtjes waar o.a. graan werd bewaard. Huizen zijn niet gevonden, maar ook hier kan weer vermoed worden dat deze in de buurt gestaan zullen hebben. Dat vermoeden wordt versterkt door de vondst van een waterput, aangezien een hoofdgebouw, bijgebouw(en), een waterput en enkele kuilen (die ook zijn gevonden tijdens de opgraving) deel uitmaakten van een erf. De waterput is gemaakt van een boomstam. De twee delen van een boomstam worden volledig uitgehold en vervolgens weer aan elkaar bevestigd door middel van twijgen. De boomstam had van nature onderaan een holte, die dichtgemaakt is met vier planken.  (Zie foto 3 & 4)

Foto 3 ©LAReS
Foto 4 ©LAReS

De komende maanden werken we aan de analyse van deze opgravingsresultaten. Komend jaar zullen we nog enkele andere delen van het terrein onderzoeken en er opgravingen doen. Zo leggen archeologen puzzelstukjes bij aan het verhaal en de geschiedenis van Kessel.

Deel dit artikel
THEMA